Ferry Piek, fiscaal advocaat
Op grond van art. 32, lid 2 IW 1990 kan de Ontvanger derden ook aansprakelijk stellen voor andermans heffings- en invorderingsrente, kosten en boetes voor zover het belopen daarvan door de belastingschuldige te wijten is aan de aansprakelijk gestelde. De Ontvanger heeft ter zake van die verwijtbaarheid de bewijslast. Het doorslaggevend belang daarvan komt het best tot uiting bij bestuurdersaansprakelijkheid, waaraan de Ontvanger doorgaans louter schending van de meldingsplicht ten grondslag legt vanwege het daaraan gekoppelde bewijsvermoeden. Hierdoor hoeft de Ontvanger immers niet aan te tonen dat sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur.
Geen bewijsvermoeden
Dit bewijsvermoeden ex art. 36, lid 4, IW 1990 geldt echter uitsluitend voor de aansprakelijkheid voor onbetaald gebleven belastingen. In geval van een, doorgaans bijkomende, aansprakelijkstelling ex art. 32, lid 2, IW 1990 voor rente, kosten en boetes heeft de ontvanger derhalve wél de bewijslast inzake de verwijtbaarheid van het belopen daarvan en aldus het onbehoorlijk bestuur van de aansprakelijk gestelde (HR 8 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW7714).
Zelfstandig en persoonlijk verwijt
De Ontvanger dient in het kader van de aansprakelijkheid voor rente, kosten en boeten dus aan te tonen dat de betalingsonmacht van het lichaam de bestuurder zelfstandig te verwijten valt. Hij kan in dat kader niet volstaan met de stelling dat de aansprakelijk gestelde als bestuurder invloed heeft gehad op het aangifte- en betalingsgedrag van het lichaam, zodat, nu betaling niet heeft plaatsgehad, het belopen van de rente, kosten en boeten aan de aansprakelijk gestelde is te wijten.
Hoewel wettekst, wetsgeschiedenis en jurisprudentie over de door de Ontvanger te bewijzen verwijtbaarheid duidelijk zijn, komen Ontvangers blijkens de lagere rechtspraak regelmatig weg met louter de stelling dat de aansprakelijk gestelde als bestuurder invloed had op het aangifte- en betalingsgedrag van de belastingschuldige en dat de verschuldigde belastingen desalniettemin niet op aangifte zijn voldaan. Zie bijvoorbeeld recentelijk nog rechtbank Noord Holland, wier oordeel door het gerechtshof Amsterdam in stand werd gelaten omdat in appel ter zake geen gemotiveerd verweer was gevoerd (Hof Amsterdam 16 april 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1748).
Ingevolge art. 32, lid 2, IW 1990 rust op de ontvanger aldus de stelplicht, en bij gemotiveerde betwisting, de bewijslast ten aanzien van feiten en omstandigheden die (kunnen) meebrengen dat het belopen van de rente, invorderingskosten en boetes aan de aansprakelijke persoonlijk is te wijten. Daartoe is onvoldoende dat het ontstaan van de belastingschulden is te wijten aan de aansprakelijk gestelde of dat deze als bestuurder was belast met betaling van belastingaanslagen. De liquiditeitsproblemen die ten grondslag liggen aan het onbetaald laten van de betreffende aanslagen dienen aan de aansprakelijk gestelde te wijten te zijn, aldus de Hoge Raad in de uitspraak van 12 juli 2013 (ECLI:NL:HR:2013:23).
Dit verwijt dient de aansprakelijk gestelde bovendien persoonlijk gemaakt te kunnen worden. De enkele hoedanigheid van bestuurder brengt niet zonder meer mee dat een verwijt van niet volledig op aangifte afdragen kan worden gemaakt. Waar andermans opzet of grove schuld fiscaal kan worden toegerekend aan een bestuurder, geldt in het aansprakelijkheidsrecht dat eenieder in beginsel alleen voor zijn eigen daden en nalatigheden aansprakelijk is te houden, behoudens welomschreven wettelijke uitzonderingen, aldus de Hoge Raad (HR 8 augustus 2014, ECLI:NL:HR:2014:2149).
Geen toerekening
Er kan in dit kader dus geen sprake zijn van toerekening van andermans opzet of grove schuld, hetgeen met name bij boetes nogal eens gebeurt. Ook het belopen van heffings- en invorderingsrente alsmede de kosten van aanmaning of betekening dwangbevel dient aan de aansprakelijk gestelde persoonlijk verwijtbaar te zijn.
Serieuze bedragen
Nu de Ontvanger ingeval van bestuurdersaansprakelijkheid nagenoeg altijd tevens aansprakelijk stelt voor rente, kosten en boeten is het zaak daar scherp op te letten en expliciet ter zake verweer te voeren. Bij gebreke van verweer kan de Ontvanger immers volstaan met een blote stelling dat een en ander verwijtbaar is. Bij gemotiveerde betwisting van die stelling wordt de Ontvanger met een zware bewijslast geconfronteerd met doorgaans tot gevolg dat de aansprakelijkstelling, in ieder geval, gedeeltelijk wordt verminderd omdat er geen sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Het kan daarbij overigens om serieuze bedragen gaan; dwangbevelkosten kunnen oplopen tot € 11.473 per dwangbevel.
Deze blog verscheen eerder op www.taxence.nl
06 24 91 40 76